De eerste gegevens van Loosdrecht dateren uit 1298. Het was een moerasgebied, gelegen tussen de rivier de Vecht en de Utrechtse heuvelrug.

Om dit moerasgebied te ontwateren werden sloten naar de Vecht en de Drecht gegraven. Die sloten naar de Drecht werden gegraven naar oorsprong van dit riviertje, waardoor een stervormige verkaveling ontstond 'Het Stergebied'. Om dit gebied werd een dijk gelegd, de nu nog bestaande Oud- en Nieuw-Loosdrechtsedijk en ook enkele dijken binnen het gebied, die echter alle verdwenen zijn.

Het drooggevallen gebied werd aanvankelijk als weidegrond gebruikt. De grond was voornamelijk laagveen, dat in de 16e eeuw werd afgestoken en verwerkt tot turf. In de 17e en 18e eeuw ging men ook beneden het grondwater veen baggeren. Dit gebeurde zo grootschalig dat er grote watervlakten ontstonden, de thans als recreatiegebied bekende Loosdrechtse plassen. Na deze ‘verveningsperiode’ verarmde de gemeente. Later is door de predikant, ds. De Mol, een porseleinfabriek opgericht om de inwoners aan werk te helpen. In deze fabriek werd in de periode 1774-1782 het beroemde – en nu zeldzame - Loosdrechtse porselein geproduceerd.

Ontwikkeling als recreatiegebied

In het begin van de 20e eeuw is begonnen de Loosdrechtse plassen als recreatiegebied te ontwikkelen. Na 1945 kwam de recreatie sterk in opkomst. In de zomermaanden zijn vaak meer dan 8.000 schepen te vinden op de plassen. Op 1 januari 1989 vond een gemeentelijke herindeling plaats, waardoor een stuk grond van de gemeente Loenen (Mijnden) en Breukeleveen van de gemeente Breukelen overgingen naar de gemeente Loosdrecht.